Ik wil weg. Mijn adem zit hoog, het is snikheet en de coupe is leeg. Zelfs de bankier die naast mij zat staat nu met zijn koffertje vastgeklemd in zijn handen naar het ongeluk te kijken. Het raam is vies, maar ik zie het ruitjespatroon van zijn stropdas. Deze maakt hij los. Zijn bloeddruk stijgt vast, net als de mijne. Vanwege het restje lichaam dat verspreid ligt op de rails en de beurscijfers die half drie uitkomen. Dat gaat hij niet halen. Ook ik kom nu te laat op mijn bestemming. Jeanet zal het begrijpen. Ik stuur haar een app op mijn…