Van zijn correct gekapte haar krijg ik een weeïg gevoel in mijn maag. Hij kan er niks aan doen, maar ik mag hem niet. Ik zie de schijnheiligheid in zijn ogen, maar misschien wil ik dat wel zien. Hij rijkt mij de post aan, waarbij hij even mijn hand aanraakt. Ik kijk hem niet aan, maar bedank. Volgende keer moet ik beter opletten als ik mijn huis verlaat.
Zijn naam is Chris begreep ik van Anne. Een vreemde vogel. Van top tot teen word ik opgenomen. Ik friemel ongemakkelijk aan mijn oorbel en lach wat schaapachtig als hij inhoudsloze monologen over het weer en mijn voortuin houdt. Ik hou niet van opdringerige mannen. Wie wel?
Anne is mijn buurvrouw. Zij is goud. Graag op zichzelf en anders vraagt ze duidelijk wat ze nodig heeft. Zo let ik op haar hondje Harold als zij met haar breiclub een midweek in Denemarken verblijft. Dat zij er op uit gaat op haar leeftijd, waardeer ik wel. Met een dementerende man in het zorghuis is het niet makkelijk, maar gelukkig denkt zij ook aan zichzelf. Iedere dag bezoekt zij Evert op dezelfde tijden. Of hij het doorheeft, weet zij niet. Maar als zij niet komt, is hij van slag. Dat zeggen de zusters.
Ik geloof dat het zorgpersoneel het lastig vindt dat zij zelf weinig tijd aan ouderen kunnen besteden en een schuldgevoel aanpraten lukt bij Anne wel. Net zoals de dementie aan Evert knaagt, zo vreet het ook bij Anne wat weg. Zij kan hem alleen liefde geven en hij heeft het niet door. Toch blijft Anne positief. Het zal haar geloof zijn dat haar op de been houdt.
Ik ga altijd blijer weg als ik haar heb gezien. Het is haar lach die niet overheerst of verbloemt. Haar energie is net als het zien van de vredige voorjaarszon. Daar kan ik ook zo gelukkig van worden. Ook al zeg ik niks, haar warmte voel ik nog lang nagloeien.
‘Dan pakt Evert ineens mijn hand en knijpt erin,’ vertelde zij mij laatst.
‘Dat is genoeg.’
Is dat zo? vraag ik mij af.
Liefde. Wat kan dat toch moeilijk zijn. Leed krijg je erbij. Je kan er maar beter niet aan beginnen.
Terwijl ik met de post in mijn handen naar mijn auto loop, houd ik mijn hoofd gebogen door de regen. Het is herfst. Er breekt weer een andere periode aan. Misschien moet ik ook eens gaan bidden voor een innerlijk zonnetje.
Op kantoor ben ik zoals gewoonlijk stil en werk ik door. In de pauze eet ik mijn groene salade en vertel ik Hella dat ik na het werk de zonnestudio maar eens een bezoekje breng. Niet handig, aangezien haar moeder aan huidkanker is overleden.
Als ik vier uur later onder de UV-lampen lig, vraag ik mij af wat erger is.
Je dierbaren verliezen door dementie, aan kanker of plotseling, door een ongeluk?