Met beleid hangt Eefje het glazen engeltje in de boom. Het krijgt daar een gewone plek. Het engeltje schittert en buigt zo nodig mee, zonder te vallen. Vreugde ervaart zij vooral door bij het licht te zitten en dierbare dingen om haar heen. Opzichtige ballen geeft zij voorrang. Het engeltje herinnert Eefje aan haar moeder.
‘Doe jij de piek erin, mam?’ Joshua kijkt Eefje met zijn pretogen aan.
Ook hij heeft de liefde voor kerst van oma overgenomen. Ieder jaar zetten ze samen de boom neer en is het gezin “slachtoffer” van Eefjes optimistische kersthumeur. Dat overigens ietwat kantelt, wanneer haar planning niet naar eigen wensen loopt en het zogenoemde simpele kerstdiner toch iets meer van haar vraagt. Schakelen kan ze gelukkig snel. Ze lijkt met haar dienstbare karakter immers op haar moeder. Daarom mist ze haar zo. Juist nu, met kerst.
‘Mam? Hier, onze piek!’ Joshua geeft de rode ster aan. Het beste alternatief voor de piek, die jaarlijks in scherven op de grond ligt. Eefje pakt een stoel en buigt de boom iets. De engel blijft hangen.
‘Mag ik dat kerkje op onze open haard zetten?’
‘Tuurlijk, lieverd.”
Na tien minuten staat de kerklok te luiden, bromt er wat gezang uit het kermisachtige treinstationnetje en staat ook de kerststal present. Eefje draait Jozef om. Ze neemt aan dat hij Maria en Jezus aankeek en niet de ezel bij dit wonderlijk tafereel.
‘Waarom is er eigenlijk één bruine en zijn er twee witte mannen?’
‘Een wijze vraag, Joshua. Ik heb daar eigenlijk geen antwoord op. De drie wijze mannen uit het oosten hadden wat mij betreft ook een ander tintje mogen hebben.’
‘Of helemaal geen wijzen. Jezus is toch al wijs genoeg?’
Eefje lacht. Om de pure en nieuwsgierige gedachten waar haar zoontje van negen mee komt. Als ze vervolgens naar Jezus kijkt moet ze nog harder lachen. Die ligt op zijn zij in zijn kribbetje. Hij mist dit jaar een porseleinen beentje en kan zijn evenwicht niet bewaren. Iets wat Jezus in het echt natuurlijk als de beste kon. Eefje legt het zo neer dat het niet zichtbaar is. Dat doen mensen vaker – iets dat gebroken is, verbergen.
‘Ik mis oma.’ zegt ze dan ineens.
Joshua legt zijn handen om haar middel. Door de geur van zijn haren droomt ze even weg. De handen liggen daar vluchtig, maar de intentie doet haar goed. Zijn kleine handen willen helpen. Daar zijn ze voor. Juist als iemand het moeilijk heeft. Juist met kerst. Met Kerst was daar het Kerstkind, geen Kerstman, die de liefde voor de wereld kwam verklaren. De geboorte van Jezus Christus laat Eefje zien dat het om mensen gaat. De beeldjes op de haard, de boom en andere kerstattributen zeggen haar niks over religie. Ze staan vooral symbool voor tradities en gezelligheid met haar naasten en maakt haar dankbaar. Dankbaar naar haar God.
Haar blik gaat naar de engel, dat straalt in de boom. Het geeft het portret van haar moeder weer en het besef dat we vooral veel lieve engeltjes om ons heen moeten verzamelen en daarnaast onze handen gebruiken om te blijven bidden voor egoïstische ballen. Die hebben meer licht nodig.